Dr. Rik Raes, arts-specialist in de orthopedie met specialisatie in heupchirurgie, kniechirurgie en rugchirurgie. Dr. Raes werkt in associatie met dr. Kristoff Deroo, dr. Thomas Wetzels en dr. Justine Barbier.
This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it.

Unicompartimentele mediale knieprothese: een vaste waarde

Artrose van de knie is een vaak voorkomende chronische gewrichtsaandoening met optreden van zowel startpijn als belastingsgebonden hinder, met beperkingen bij het dagelijks functioneren. Na inactiviteit en nachtrust doet zich een meestal korte periode van stijfheid voor. Bij patiënten met gonartrose die ondanks conservatieve therapie ernstige klachten en belemmeringen in het dagelijks functioneren behouden, wordt het plaatsen van een knieprothese voorgesteld.

Indien de slijtage van de knie zich beperkt tot één compartiment, kan ervoor gekozen worden om alleen dit compartiment te vervangen. Deze gelokaliseerde slijtage kan ontstaan door het verwijderen van een meniscus op jonge leeftijdafwijkende beenassen ( “X of O benen”) waardoor meer belasting op een specifiek gedeelte van de knie, posttraumatisch met een gelokaliseerd kraakbeenletsel. Een slechte doorbloeding in het bot onder het kraakbeen met optreden van avasculaire necrose kan zich ook beperken tot één compartiment. De afgelopen jaren zijn er vele ontwikkelingen geweest rondom ontwerp, instrumentarium en operatietechniek van de unicompartimentele knieprothese. Deze hebben een positief effect op de korte- en langetermijnresultaten. Volgens de meest recente cijfers van het Belgisch Implantaten register (Orthopride®) werden in 2018 25915 primaire knieprothesen geplaatst, 15874 bij vrouwen en 10041 bij mannen. Daarbij 22027 (85%) totale knieprothesen en 3025 (11,7%) unicompartimentele knieprothesen, waarvan 2737 mediaal en 288 lateraal.

Indicaties en contra-indicaties

De mediale unicompartimentele knieprothese (UKP of halve knieprothese) is geïndiceerd bij patiënten met een symptomatische, geïsoleerde anteromediale unicompartimentele artrose of osteonecrose van de mediale zijde van de knie. De voorste kruisband moet intact zijn, omdat afwezigheid daarvan gerelateerd is aan degeneratie van de andere compartimenten en aan een gefixeerde varusmisvorming. In het laterale en patellofemorale compartiment mogen geen duidelijke degeneratieve afwijkingen bestaan. De varusas moet passief corrigeerbaar zijn om de stabiliteit van de knie te kunnen herstellen. De unicompartimentele knieprothese heeft maar een geringe mogelijkheid om een flexiecontractuur te corrigeren, waardoor de plaatsing van de prothese bij een flexiecontractuur van meer dan 15° wordt afgeraden. De knie moet tenminste 95° kunnen flecteren en bij sommige typen prothesen tenminste 110°. Deze flexie is van belang voor het verkrijgen van de optimale positie van de richtapparatuur tijdens de operatie voor het positioneren van de femurcomponent. Andere contra-indicaties zijn inflammatoire artropathieën met vroegtijdige loslating van de prothese tot gevolg, een eerder verrichte valgiserende proximale tibia osteotomie met genu valgum, en een recent doorgemaakte septische artritis. Een hogere leeftijd, obesitas, beperkte patellofemorale artrose en chondrocalcinosis hoeven geen contra-indicatie te zijn. De beslissing om een unicompartimentele of totale knieprothese te plaatsen wordt in principe preoperatief genomen aan de hand van het klachtenpatroon, standaard RX-opname met Shussview en MRIscan. Ook als de patiënt klinisch en radiologisch een goede kandidaat lijkt voor de unicompartimentele knieprothese, kan peroperatief een contra-indicatie voor de procedure worden gevonden, zoals een afunctionele voorste kruisband of duidelijke degeneratieve kenmerken in het laterale compartiment.

Operatief

Bij een unicompartimentele knieprothese wordt via een minimale anteromediale toegangsweg het kraakbeen ter hoogte van het aangetaste compartiment vervangen door twee metalen componenten met ertussen een mobiele of vaste polyethyleen component. Het lateraal en femoropatellair compartiment alsook de voorste en achterste kruisband blijven behouden. Het aangetaste kraakbeen wordt samen met een beperkte botresectie op gecontroleerde wijze verwijderd m.b.v. een richtapparaat en speciale zagen. Vervolgens wordt de afgezaagde oppervlakte vervangen door de knieprothese. De ligamenten rondom de knie worden terug tot hun oorspronkelijke spanning gebracht. Dit volgens het zogenaamde "kinematic alignment" dat erop gericht is om de natuurlijke beenas te herstellen zodat het been voor de patiënt als "normaal" aanvoelt. Dit is voor elke persoon anders. In die zin wordt het been niet "rechtgezet" = mechanical alignment. Wel is het zo dat door de slijtage het been krommer wordt met de jaren. Deze slijtage wordt vervangen door de prothese met correctie van de as, zodoende komt het been wel iets rechter te staan. Na plaatsing van de prothese voelt de knie meer als eigen, natuurlijk aan. Steeds volgens het Belgische Implantaten register werd in 2018 nog geen gebruik gemaakt van computer geassisteerde navigatie of robotchirurgie. Ook is er geen noemenswaardig verschil in het gebruik van een glijdende (1342 = 49,3%) versus vaste insert (1380 = 50,7%).

Complicaties

Enerzijds zijn er de klassieke complicaties gerelateerd aan een heelkundige ingreep: infectie, optreden diepe veneuze trombose, CRPS en in het uitzonderlijk geval optreden longembool.
Anderzijds verwikkelingen typisch voor een UKP met soms noodzaak tot revisie en conversie naar totaal knieprothese: low grade infectie, laterale overload, progressie van de osteoartrose in het laterale compartiment, patellaire pijn met chondropathie, uitgesproken synovitis of mobiliteitsbeperking.

Besluit

Een unicompartimentele knie-artroplastie is een valabel alternatief voor een totale knieprothese in geïsoleerde mediale osteoartrose. Bij het beoordelen van het resultaat van een knieprothese is de postoperatieve functie en tevredenheid van de patiënt een zeer belangrijke factor. Ondanks adequate preoperatieve planning, verbeterde heelkundige technieken en rehabilitatie protocollen zijn maar 75 à 85% van de patiënten volledig tevreden na het plaatsen van een totale knieprothese. Dit is mogelijk te wijten aan een veranderde mechanische uitlijning waarbij de kinematica van de knie wordt aangepast. Ook wordt op zijn minst de voorste kruisband opgeofferd bij het plaatsen van een totale knieprothese. Dit alles gebeurt niet bij het plaatsen van een unicompartimentele mediale knieprothese. Een UKP is minder invasief met een vlugger herstel, minder bloedverlies en minder risico op complicaties. Naast de snellere revalidatie is de prothese even slijtvast met een vergelijkbare levensduur. De overleving in een recente Belgische studie van 460 geplaatste unicompartimentele mediale knieprothesen was 97,2% op 5 jaar en 94,2 % op 10 jaar. Daarbij ervaren 94,6% van de patiënten een uitstekend tot goed resultaat. Dit is een betere score dan bij het plaatsen van een totale knieprothese. Tot slot, bij een revisie van een unicompartimentele knieprothese kan doorgaans een primaire totale knieprothese worden geplaatst met vergelijkbare resultaten.

Bibliografie

Orthopride. (2019). Belgian Hip and Knee Arthroplasty Registry | Annual Report 2018.

P.Maxwell Courtney, M. (2017). Early outcomes of kinematic Alignment in Primary Total Knee arthroplasty: A Meta-analysis of the literatur. The journal of Arthroplasty, 2028-2032.

Philip Winnock de Grave, M. J. (2018). Outcomes of a fixed-bearing, medial, cemented unicondylar knee arthroplasty design: survival analysis and functional score of 460 cases. The Journal of Arthroplasty, 1-8.

 

Quote

“Bij het beoordelen van het resultaat van een knieprothese is de postoperatieve functie en tevredenheid van de patiënt een zeer belangrijke factor.”